PREEK GEHOUDEN DOOR DS. CEES HUISMAN OP ZONDAG 16 OKTOBER 2011 IN DE OECUMENISCHE WIJKGEMEENTE HET ERFDEEL ALS INLEIDING OP DE VIERING VAN DE MAALTIJD N.A.V. MATTHEUS 22: 15-22.
Het gaat heel de week door al over geld en nog eens geld, hoeveel het waard is of hoe weinig – en waar gaat het naar toe met de banken en de economie? En dan kom je in de kerk en dan gaat het alweer over geld en over belastingen ook nog. “Leuker kunnen we het niet maken, wel gemakkelijker” – dat is de enige troost die men ons vanuit die hoek te bieden heeft.
Ja, dat is misschien een tegenvaller, dat het in de kerk ook over belastingen gaat en over geld – we dachten misschien dat we die onderwerpen mooi buiten de deur konden houden en dat het in de kerk zal gaan over de diepere zin van het leven en over geloof en over liefde en over het hiernamaals en zo. Daar kun je dan heerlijk over speculeren en hoge bomen over opzetten en een lied over aanheffen. Maar over het slijk der aarde dat stinkt en over belastingen, de enige zekerheid in dit leven naast de dood...dat lijken geen zondagsthema’s.
Toch wel, blijkbaar. Maar we moeten het misschien eerst een beetje weghalen uit de sfeer, waarin dit gedeelte al te lang gestaan heeft. Uit de sfeer van de burgerlijke moraal, bedoel ik. Dat Jezus ons aanspoort om netjes en op tijd de belastingen te betalen. Dat je geen dingen verzwijgt in je aangifte en dat je geen zwart geld hebt en geen ingewikkelde misleidende constructies opzet om zo stiekem belasting te ontduiken. Dat hoort niet en Jezus wijst dat af, want hij zegt: Geef de keizer wat van de keizer is! En natuurlijk aan God, wat van God is. En daar wordt dan mee bedoeld, dat je God ook niet moet vergeten in je leven. Zo nu en dan eens bidden en naar de kerk gaan, dan ben je al aardig op de goede weg. Het is een beetje het fifty-fifty verhaal dat in de kerk vaste voet aan de grond heeft gekregen en door iedereen van harte wordt of werd onderschreven. Geen probleem. Ieder het zijne, nogal wiedes!
Maar zo is het wel een erg tandeloos verhaal geworden. Ik denk dat het eigenlijk veel scherper en radicaler is. En dat blijkt al allereerst hier uit, dat Jezus zelf geen cent op zak heeft. In de discussie over geld en belastingen neemt hij een soevereine, vrije positie in.
O, jullie willen mij er in luizen door mij een strikvraag te stellen over geld en belastingen? Ja, ik zie het al, de politie staat al klaar om mij in de boeien te slaan of de geestelijke elite staat al gereed om mij te veroordelen op een verkeerd woord. Maar, wacht even, laat eens zien, zo’n munt...ik heb er geen, maar jullie vast wel. Geef eens hier. Jezus is radicaal en schippert niet. Hij is volledig in dienst van de Vader ten goede van mensen. Hij doet niet anders dan het eerste en het grote gebod vorm te geven – de weg van God, zoals de tekst zo mooi zegt, te doen en te leren. En in zijn visie past daar geen munt van de keizer bij. Gij zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw vermogen, ja, ook uw geld en goed staan in dienst van deze liefde tot God, want Hij is uw Heer. De aarde en haar volheid zijn van de Heer – en alles wat we bezitten, dat bezitten we als niet bezittend. Zo gaf ook de Jesaja-lezing zo prachtig weer, dat ook de heidense koning Kores of Cyrus door de Here God in zijn dienst genomen wordt. Er valt niets buiten zijn bereik en zijn bewind. Als Jezus naar de munt vraagt en wie en wat er op staat, dan is het duidelijk: het portret van de keizer staat er op, van Tiberius himself, de grote, geduchte, goddelijke Tiberius. Zoals altijd de eeuwen door de machthebbers zichzelf oppimpen tot onweerstaanbare en onnavolgbare grootheden. Goddelijk willen ze zijn. Voor minder doen ze het niet. Geef terug aan de keizer wat van hem is. Dus dat muntje: zijn beeltenis staat er op: zijn kop. Hij mag hem hebben en houden: kop en munt: allebei van hem.
En geef aan God wat van God is: wat is dat dan? Wel, dat is in feite alles wat je hebt en wat je bent! Dus ook dat muntje en jezelf erbij, je hart en je ambitie, je persoon en je gedachten, je bestaan en je wil: alles is van God. Hij heeft het je gegeven, maar het is niet je bezit. Geef het aan Hem terug d.w.z. leef in het bewustzijn, dat het leven een gave van God is en dat je uiteindelijk niets bezit. Zo geef je jezelf aan Hem, zoals Jezus zelf ten voeten uit deed: leven en sterven voor God.
In verwarring stonden ze daar met dat muntje in hun hand. En wij ook natuurlijk. Wat moet je ermee? Wel, ik doe een suggestie: laten we wat we op zak hebben, onze munten en papieren geld gewoon weggeven: aan de armen en misdeelden, aan de mensen, die niets hebben, geen voedsel en onderdak, ja aan allen, die gelijkenis vertonen met het gelaat van Jezus, de zoon van God, de zoon van mensen. En vooral aan de Tafel van samen komt dat zichtbaar en merkbaar tot zijn recht. Hoe God voor ons allen zorgt en bekommerd is om ons leven en welzijn – en hoe wij niets anders kunnen dan leven uit Zijn hand. Laat onze hand daarom leeg zijn, leeg worden.
Daartoe openen wij zo dadelijk eerst onze handen om te geven – en daarna om te ontvangen. Zo ontvangen wij om te kunnen geven en geven wij om te kunnen ontvangen.