Preek gehouden op de 5e zondag na Epifanie, 9 februari 2014, in de Oude Kerk te Meppel n.a.v. Mattheüs 5: 13 ev. M.m.v. de Cantorij en tevens bevestiging van ambtsdragers.
Het zout in de pap
Vorige week kregen wij in ons afgematte oor te horen, dat wij gelukkig werden geprezen. Zomaar ‘out of the blue’ raakte die fluistering ons hart en het verraste ons in hoge mate. Want wij vonden, dat ons leven onvoldaan was, dat we weinig van God zagen en dat treuren ons in het bloed zat – maar precies zo, zoals wij er aan toe waren en zijn, zó werden wij (ook) gelukkig geprezen. En het licht van Pasen begon te schijnen over onze verdorde levens: zalig ben je, ook al weet je het niet! Gelukkig te prijzen ben je, ook al zie je er weinig van...en terwijl wij zo gelukkig/ongelukkig over de aarde zwerven, krijgen wij vanmorgen in ons opgewekte oor te horen: jullie zijn het zout van de aarde!
Ah, dat klinkt ineens heel anders. We worden plots weggehaald uit ons zelfbeklag en uit onze treurnis en we worden onverwachts geroepen tot een dienst. We worden op onze voeten gezet en ons wordt verteld wie wij zullen zijn in deze wereldtijd. Ons wordt ineens voorgehouden om niet meer naar onszelf te kijken en niet meer gericht te zijn op eigen omstandigheden en tekorten, maar om er te zijn voor de ander: jullie zijn het zout van de aarde!
Ik hoor bij mezelf en bij u meteen al wat gemor en tegengas: wij het zout der aarde? Is dat niet wat te hooggegrepen? En wil ik dat eigenlijk wel? En kan ik het wel zijn? Ben ik wel echt zout der aarde?
En: hoe zal dat gaan om zout te worden?
Vragen genoeg dus...maar onze vragen komen waarschijnlijk voort uit ons onbegrip. Jezus zegt namelijk niet: het lijkt mij wel een goed idee, als jullie het zout der aarde worden. Probeer maar eens; kijk maar eens hoe ver je komt: mijn zegen heb je.
Hij zegt ook niet: willen jullie het zout der aarde worden? A.u.b., doe mij een plezier: ik zou het zo fijn vinden, als jullie het zout der aarde werden. Als jullie het evangelie en het koninkrijk Gods een beetje verder zouden helpen, dan zou ik daar erg dankbaar voor zijn.
Hij zegt ook niet: kijk nou maar eens goed naar jezelf of je wat zout-kenmerken in jezelf vindt. Proef of beproef jezelf maar eens grondig en laat me weten, hoe je smaakt. Lijkt het een beetje op zout, zijn er enkele zoutbeginselen in jouw leven te vinden of is het een en al bitterheid en zurigheid?
En zo kunnen we proberen op een vrome of alledaagse manier onder deze opdracht of rol uit te komen. Als Jezus ons roept om zout der aarde te zijn, dan kunnen we dat met recht onze roeping noemen. Zodra wij in ons oor horen: jij bent het zout der aarde!, dan kun je dat niet naast je neerleggen. Als je het hoort, geef je gehoor!
Ook is het van belang om te zien, dat dit geen nieuwe wet is, die Jezus ons oplegt en die we met moeite moeten zien te vervullen. En dat we er tobberig over gaan doen en dat we tegen onszelf zeggen: o, wat is het moeilijk om zout der aarde te zijn! Ik wou dat ik zouter was enzo... Of: nou, mensen, we zullen wat meer ons best moeten doen om zout der aarde te zijn. Kom op, allemaal een schepje er boven op en je zult eens wat zien! Nee, zo niet...dan maken we van het evangelie een nieuwe wet: wij komen juist vanuit de vrijspraak en zaligspreking hier terecht en alleen zo kunnen we zout der aarde zijn. Omdat Hij het zegt: jullie zijn het zout der aarde.
Jezus zet zijn leerlingen en ons, die ook zijn leerlingen willen zijn, in een nieuwe positie. Laten we het zien als een soort rolverdeling met het oog op de komst van het Koninkrijk Gods. Als een toneelstuk of een opera wordt opgevoerd dan heeft iedereen daarin zijn rol. Die krijg je: jij bent de politieman, jij de vrouw, die alles in de war stuurt; jij bent een kind, die aan het spelen is; jullie zijn mensen, die voorbij lopen enz. Ieder zijn of haar eigen rol. Zo geeft Jezus zijn leerlingen en ook ons een rol, die wij moeten spelen: zout der aarde zijn. Dan moet je natuurlijk wel de rol spelen, die je gekregen hebt. Dan moet je niet iets heel anders gaan doen. Dan moet het kind zich niet ineens als politieagent gaan gedragen en de voorbijgangers zich gaan bemoeien met wat er speelt. Nee, je eigen rol spelen...of liever ‘zijn, waartoe je geroepen bent’ – je speelt geen rol, maar je bent het!
Zout der aarde! Meer niet? Nou, zout was in Jezus’ dagen wel wat meer waard dan nu. Een pond zout kost nu zowat niks en we gebruiken het zelfs om de gladheid op straat mee te bestrijden. Maar vroeger was het zo, dat men zelfs ten dele wel uitbetaald werd in zout. Ons woord salaris is van ‘zout’ (salis) afgeleid. Als iemand het zout in de pap niet verdiende, dan had hij maar een piepklein salarisje.
Met zout werd de grond vruchtbaar gemaakt; met zout werd (wordt) het eten op smaak gebracht; met zout kon (kun) je levensmiddelen langer bewaren.
De gemeente van Christus en ieder lid van haar afzonderlijk is als een zoutkorrel in de wereld. We weten niet half hoeveel waardevolle zaken, gebruiken, instellingen, politieke overtuigingen, omgangsvormen enz. ontstaan zijn dankzij de gemeente van Christus, die als een zoutend zout de samenlevingen heeft bevrucht en haar op smaak heeft gebracht.
De hele westerse cultuur is eigenlijk te beschouwen als een indrukwekkend resultaat van dit zout-zijn van de kerk. Momenteel heeft de kerk in Nederland het moeilijk en weet zij zich nauwelijks staande te houden. En we moeten ons dan afvragen of we nog wel een beetje op smaak zijn. Is de kerk in West-Europa misschien wat smakeloos geworden en wordt zij daarom met een korrel zout genomen en door de voorbijgangers met voeten getreden? Dat is toch wel een angstwekkende mogelijkheid, die Jezus ook met klem naar voren brengt.
Maar misschien moeten we niet teveel naar onszelf kijken en op onszelf letten en niet voortdurend onszelf afvragen of we wel zout genoeg zijn en of we de wereld wel op smaak brengen. Als ergens zout in zit, dan proef je dat. Maar als je vraagt: waar zit dat zout dan?, dan kun je dat niet aantonen. Het zout moet vooral ook niet aan elkaar plakken en zo een klont gaan vormen, want als je dat in je erwtensoep tegenkomt, spuug je dat ook meteen weer uit. Dat betekent, dat de kerk de wereld in moet en niet alleen maar gezellig bij elkaar op een kluitje moet blijven zitten.
Gewoon doen, goed doen, dat is eigenlijk wat Jezus vraagt: opdat uw Vader in de hemel door de mensen geprezen wordt vanwege uw goede werken. Of je ook zelf een pluim krijgt is totaal niet belangrijk: je doet het goede niet voor je zelf, maar voor de ander, voor God. Hij is er blij mee en dat geeft ook vreugde in ons eigen hart.– ieder op zijn of haar plaats en in zijn of haar roeping: als kerkrentmeester of als jeugdouderling of als notulist, ieder met zijn eigen taak en mogelijkheden.
Er is natuurlijk nog veel meer over het zout te zeggen, maar u hebt inmiddels wel begrepen, dat het er niet om gaat er veel over te praten, maar om het vooral te zijn: jullie zijn het zout der aarde! Laten wij het dan ook daadwerkelijk zijn! De wereld kan wel een zoutje gebruiken...