Logo dsCH 

smallbanner 2

Hier kunt u mijn weblog lezen
Hier publiceer ik mijn recente preken: reacties zijn altijd welkom! Zo kan deze weblog de functie van een voor- en nagesprek krijgen.
Als je wilt reageren op 'tekst en inhoud' van mijn weblog, klik dan op de titel van het betreffende artikel. Dan verschijnt een nieuwe pagina, waarop de optie "Reageer als eerste" staat vermeld.

line

donderdag, 09 mei 2024 14:52

Promotie van Rein de Geer

 Langzaam vordert mijn studie naar het leven en denken van Barthold Reinier de Geer van Jutphaas (1791-1840). In 1816 promoveerde hij tot doctor in de theologie op een dissertatie over de geschiedenis en de spreuken van Bileam bij Prof. Jean Henri Pareau. Hieronder een fragment uit Hoofdstuk 4 (van mijn boek i.w.).

 

In de dissertatie van Rein ging het niet alleen over deze wonderlijke figuur Bileam en zijn belevenissen, maar ook over zijn profetische spreuken, die hij vanaf een hoogte over Israël uitsprak en hoe die te interpreteren waren.

Het werkstuk van Rein – of preciezer van Pareau – bevat bijna 200 pagina’s en is naar goed academisch gebruik in drie delen verdeeld.

In het eerste deel beschrijft Rein wie Bileam was, waar hij vandaan kwam, welke religie hij aanhing en hoe zijn karakter was.

Het tweede deel handelt over de spreuken en profetieën van Bileam en beschrijft het verloop van zijn leven tot aan zijn dood.

In het laatste deel wordt ingegaan op de historische betrouwbaarheid van het verhaal. Betoogd wordt dat deze historia van Bileam niet door Mozes verzonnen kan zijn, ook niet door anderen in een latere tijd. Evenmin kan het verzonnen zijn door de Moabieten of door Bileam zelf.

Vervolgens wordt de historisch-kritische benadering van dit verhaal op de korrel genomen en afgewezen. Vooral de woordvoerder De Wette moet het ontgelden[1].

Geheel in de lijn van de overtuiging van Pareau wordt ‘vastgesteld’, dat Mozes zelf de meest betrouwbare schrijver van deze gebeurtenissen is. Ook wordt aandacht besteed aan de meest wonderbaarlijke voorvallen in deze vertelling, zoals het gedrag en het spreken van de ezelin. In navolging van zijn leermeester Pareau, die een fel tegenstander was van de mythologische of symbolische exegese, houdt ook Rein het bij een letterlijke interpretatie. Zo komt de goddelijke waarheid van de Heilige Schrift en het bijzondere van de geschiedenis van Bileam het meest tot hun recht, zo was de overtuiging van beide heren.

                                      

 Uit de Stellingen, die Rein aan zijn dissertatie toevoegt, blijkt ook duidelijk de hand van zijn leermeester, hoewel Rein beweerde, dat de Inleiding en de Questiones van zijn eigen hand zijn. Ongetwijfeld heeft hij ze zelf opgesteld, maar inhoudelijk komen zij volkomen overeen met de standpunten van Pareau.

Ik volsta met een paar voorbeelden. Stelling 1 zegt: Het boek Genesis lijkt voor een groot deel uit oude archieven te zijn samengesteld. Stelling 9: De Hebreeuwse dichters overtreffen de Griekse dichters in hoge mate. Stelling 10 oppert, dat de lofzangen van Maria en Zacharias in Lukas 1 in het Hebreeuws zijn uitgesproken. In Stelling 11 verdedigt Rein, dat Jezus werkelijk over het water heeft gelopen (Matth. 14: 25ev.).

In 20 stellingen geeft Rein er blijk van een goede leerling van zijn promotor te zijn en daardoor is er weinig verrassends of vernieuwends in op te merken en zo draagt zijn dissertatie een nogal conservatief en reactionair karakter. Gelet op het voorgaande komt dat echter meer op het conto van Pareau dan van Rein, hoewel hij zelf ook nooit een modern of vernieuwend theoloog zal worden.

Op 22 maart 1816 was de grote plechtigheid om 11.00 uur in het Academiegebouw te Utrecht en mocht Rein zijn dissertatie verdedigen. Uiteraard had hij daartoe een passende uitmonstering aangetrokken, een pandjesjas, een kuitbroek, witte kniekousen, een steek in de hand en een degen aan zijn zijde gegespt. Familie en vrienden waren uitgenodigd en volgden het ritueel van nabij, hoewel het de meesten ontging, waar het allemaal precies over ging, want de discussie werd in het Latijn gevoerd.

Gelukkig was er daarna het diner en kon het glas hoog geheven worden. Proficiat doctori Regnero!!

 

 



[1] W.M.L. de Wette (1780-1849) was een Duits theoloog en Bijbelgeleerde, hoogleraar theologie in Heidelberg en Berlijn, vriend van F. Schleiermacher. Publiceerde Beiträge zur Einleitung in das Alte Testament (1806-1807) en in 1817 Lehrbuch der historisch-kritischen Einleitung in die Bibel.

donderdag, 09 mei 2024 14:52

Promotie van Rein de Geer

 

 

In de dissertatie van Rein ging het niet alleen over deze wonderlijke figuur Bileam en zijn belevenissen, maar ook over zijn profetische spreuken, die hij vanaf een hoogte over Israël uitsprak en hoe die te interpreteren waren.

Het werkstuk van Rein – of preciezer van Pareau – bevat bijna 200 pagina’s en is naar goed academisch gebruik in drie delen verdeeld.

In het eerste deel beschrijft Rein wie Bileam was, waar hij vandaan kwam, welke religie hij aanhing en hoe zijn karakter was.

Het tweede deel handelt over de spreuken en profetieën van Bileam en beschrijft het verloop van zijn leven tot aan zijn dood.

In het laatste deel wordt ingegaan op de historische betrouwbaarheid van het verhaal. Betoogd wordt dat deze historia van Bileam niet door Mozes verzonnen kan zijn, ook niet door anderen in een latere tijd. Evenmin kan het verzonnen zijn door de Moabieten of door Bileam zelf.

Vervolgens wordt de historisch-kritische benadering van dit verhaal op de korrel genomen en afgewezen. Vooral de woordvoerder De Wette moet het ontgelden[1].

Geheel in de lijn van de overtuiging van Pareau wordt ‘vastgesteld’, dat Mozes zelf de meest betrouwbare schrijver van deze gebeurtenissen is. Ook wordt aandacht besteed aan de meest wonderbaarlijke voorvallen in deze vertelling, zoals het gedrag en het spreken van de ezelin. In navolging van zijn leermeester Pareau, die een fel tegenstander was van de mythologische of symbolische exegese, houdt ook Rein het bij een letterlijke interpretatie. Zo komt de goddelijke waarheid van de Heilige Schrift en het bijzondere van de geschiedenis van Bileam het meest tot hun recht, zo was de overtuiging van beide heren.

                                      

 Uit de Stellingen, die Rein aan zijn dissertatie toevoegt, blijkt ook duidelijk de hand van zijn leermeester, hoewel Rein beweerde, dat de Inleiding en de Questiones van zijn eigen hand zijn. Ongetwijfeld heeft hij ze zelf opgesteld, maar inhoudelijk komen zij volkomen overeen met de standpunten van Pareau.

Ik volsta met een paar voorbeelden. Stelling 1 zegt: Het boek Genesis lijkt voor een groot deel uit oude archieven te zijn samengesteld. Stelling 9: De Hebreeuwse dichters overtreffen de Griekse dichters in hoge mate. Stelling 10 oppert, dat de lofzangen van Maria en Zacharias in Lukas 1 in het Hebreeuws zijn uitgesproken. In Stelling 11 verdedigt Rein, dat Jezus werkelijk over het water heeft gelopen (Matth. 14: 25ev.).

In 20 stellingen geeft Rein er blijk van een goede leerling van zijn promotor te zijn en daardoor is er weinig verrassends of vernieuwends in op te merken en zo draagt zijn dissertatie een nogal conservatief en reactionair karakter. Gelet op het voorgaande komt dat echter meer op het conto van Pareau dan van Rein, hoewel hij zelf ook nooit een modern of vernieuwend theoloog zal worden.

Op 22 maart 1816 was de grote plechtigheid om 11.00 uur in het Academiegebouw te Utrecht en mocht Rein zijn dissertatie verdedigen. Uiteraard had hij daartoe een passende uitmonstering aangetrokken, een pandjesjas, een kuitbroek, witte kniekousen, een steek in de hand en een degen aan zijn zijde gegespt. Familie en vrienden waren uitgenodigd en volgden het ritueel van nabij, hoewel het de meesten ontging, waar het allemaal precies over ging, want de discussie werd in het Latijn gevoerd.

Gelukkig was er daarna het diner en kon het glas hoog geheven worden. Proficiat doctori Regnero!!

 

 



[1] W.M.L. de Wette (1780-1849) was een Duits theoloog en Bijbelgeleerde, hoogleraar theologie in Heidelberg en Berlijn, vriend van F. Schleiermacher. Publiceerde Beiträge zur Einleitung in das Alte Testament (1806-1807) en in 1817 Lehrbuch der historisch-kritischen Einleitung in die Bibel.

zondag, 05 mei 2024 15:38

Liefde weerstaat de chaos

Preek gehouden op 5 mei 2024 de 6e zondag van Pasen (Rogate: Vraagt/Bidt) in de geloofsgemeenschap “De Drie Ranken” in Apeldoorn n.a.v. Jesaja 45: 15- 19 en Johannes 15: 9-17.

 

Liefde weerstaat de chaos

 

We bewegen ons in de weken van Pasen naar Pinksteren in een opgaande lijn. We worden steeds volwassener en krijgen meer verantwoordelijkheden. Het eindpunt en hoogtepunt daarvan is wanneer wij de Geest krijgen en echt op eigen benen leren staan.

Van Pasen naar Pinksteren is een soort bewustwordingsschool, een cursus volwassen worden, wat we ook kunnen aflezen aan de namen van de zondagen.

De 1e zondag na Pasen heet ‘Quasimodo geniti’ oftewel ‘Als pasgeboren kindertjes’. Nog klein en onnozel, we kunnen eigenlijk nog niks. Dan volgt de zondag van ‘de Goede Herder’, waar wij als lammetjes de wei in worden gestuurd. We worden al wat groter, maar het onderwijs en de leiding van de herder is hard nodig.

Dan krijgen we een zondag, die ‘Jubilate’ heet – er komt een besef van vreugde en blijdschap bovendrijven. Het is een bewustwording van ‘er zijn’ en kraaien van plezier. In de wieg, in de box, in de wandelwagen…er is een jubelen, juichen en soms ook janken…ongearticuleerd, maar verbaasd en blij om het bestaan.

Dan komt zondag ‘Cantate’: dan wordt het juichen een zingen. Er komen woorden en zinnige teksten bij. De blijdschap krijgt woorden en een stem en zo komen wij aan bij vandaag: ‘Rogate’: Vraagt of Bidt. Dat is nog weer een stap verder. Er is nog steeds vreugde en blijdschap, maar blijkbaar ook een gemis, een onzekerheid. Er komen vragen op, zoals in ieder mensenleven gebeurt, zodra de kinderjaren voorbij zijn – wanneer het besef ontstaat, dat je niet meer terug kunt vallen op vader of moeder, je alleen op de wereld staat, zoals we volgende week overdenken. En dat zijn precies de voorbereidende stappen naar het geheim van het Pinksterfeest. Ook al sta je alleen, weet echter dat de Geest jou inspireert, de Geest van Christus Jezus, die in jou is en jou wegen wijst door de tijd. En wat je de Vader vraagt in mijn Naam, zegt Jezus, zal Hij jou geven.

Nee, je kunt niet alles vragen, egoïstische verlanglijstjes verdwijnen meteen in de prullenbak. Misschien moeten we eerst horen wat Jezus bespreekt met zijn leerlingen, voordat hij afsluit met de woorden: vraag maar en het zal je gegeven worden.

Dan moet je eigenlijk altijd bij het begin beginnen en als we dat ook nu doen dan klinkt in ons oor: ‘Ik heb jullie liefgehad’. Ik was de eerste, ik ben begonnen. En dat is de liefde van de Vader, de liefde van God.

Nu klinkt dat misschien abstract en ook wat cliché. Het is een te groot geheim om te passen op een billboard, hoewel je het daar ook wel eens op tegenkomt. De liefde van God is de bron en het begin van alles. Niet wij hebben hem uitgekozen en liefgehad, maar Hij ons. Niet wij hebben Hem bedacht, maar Hij ons. En als we dat ook maar enigszins tot ons laten doordringen dan verandert alles en verbleken allerlei vragen en wat overblijft is een diepe vreugde. En dat is ook precies wat Jezus tegen zijn leerlingen, tegen ons zegt: ‘Dit zeg ik tegen jullie om mijn vreugde te geven en dan zal je vreugde ook volkomen zijn’.

Liefde en vreugde horen bij elkaar, zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als mensen elkaar liefhebben hebben ze plezier in elkaars aanwezigheid. Blij elkaar te zien, elkaar blij te maken -liefde is niet egoïstisch, maar is gericht op de ander. Dat is geven uit de overvloed aan liefde, die nooit opraakt.

Ik kwam vroeger als puber van een jaar of 16 vaak als vriend van één van de jongens in een groot gezin. We hadden veel plezier met elkaar en soms hadden we het ook wel eens over boeken, die wij lazen. Eén van de zussen van mijn vriend was maar in één genre geïnteresseerd. Als we zeiden: dat boek moet je ook eens lezen, vroeg ze altijd: gaat het over liefde? Indien niet, dan liet zij het ongelezen.

Natuurlijk is liefde populair en belangrijk: het is als eten. Je kunt niet zonder.

In het Concertgebouw trad deze week Elizabeth Gilbert op, een Amerikaanse schrijfster, die haar boek promoot en daar lezingen over geeft. ‘Eat, Pray, Love’ heet haar boek: Eten, Bidden, Beminnen, dat wereldwijd al 12 miljoen keer verkocht is. Zij huppelt de trap af en zij begroet het publiek uitbundig met een paar danspasjes en zegt dan: Ik wil het vanavond hebben over liefde.

Prachtig toch? Het gaat over zelfacceptatie, over vragen waar je geen antwoord op hebt, de magie van het leven; het leven is de moeite waard, maar als het erop aankomt onbegrijpelijk en ondoorgrondelijk. Laat vooral de vreugde de dragende grondtoon zijn, zo vat ik haar boodschap even kort samen.

Ik denk, dat het niet zo ver afstaat van wat Johannes ons vanochtend schrijft.

Het gaat ook over liefde, vreugde en vragen, over vriendschap en er zijn voor de ander.

Is dat moeilijk? Komt er iets van terecht en waar leidt het toe?

Er zit misschien toch nog wel een lelijk en venijnig addertje onder het gras: je leven geven voor je vrienden, zoals Jezus ook zelf gedaan heeft. Misschien moeten we de ultieme en dramatische consequentie even tussen haken zetten. Alsof altijd het offer van de dood gevraagd wordt. Soms kan dat op je weg komen dat je letterlijk je leven geeft voor een ander. Juist rond 4 en 5 mei denken aan die voorbeelden, indrukwekkend is dat.

Maar je kunt het ook zo zien, dat je andere mogelijkheden, andere mogelijk te leven levens uitsluit en niet tot ontwikkeling laat komen, omdat je hebt gekozen voor die ene. En dat doe je consequent en voortdurend en zo geef je je andere leven op.

Waar leidt dit allemaal toe, wat is de zin ervan? Ik denk vooral, dat het een halt en een blokkade tegen de chaos is. ‘Niet als chaos schiep de eeuwige de aarde, maar om te bewonen heeft hij haar gevormd’, zo hoorden we van Jesaja. Uit en tot liefde is de wereld er, zo kunnen we er in de geest van Jezus aan toevoegen – of dat verhelderen.

Het gebod van Jezus, dat in wezen geen gebod is, maar aansluit op het wezen van ieder mens – om elkaar lief te hebben dient uiteindelijk ook dit doel. De liefde als een verzet tegen de chaos, het liefhebben als het meest sterke werkwoord tegen alles wat de aarde en de mensheid bedreigt en vernielt. Liefde: het enige, kwetsbare verweer tegen de chaos.

Wat zullen wij dan vragen? Om in Hem te blijven, met Hem verbonden te blijven, zoals de ranken met de wijnstok, om te volharden in de liefde, om dichtbij God te blijven en zo het dichtst bij onszelf, om vriend van God te zijn, geen slaaf, Hem in vrijheid en vreugde te dienen en niet plichtmatig of onderdanig – want zo komen wij als mens ook het meest tot ons recht en valt er eigenlijk ook niets meer te vragen, want in de Geest zijn wij één met de Vader en de Zoon en hebben wij alles ontvangen, hoewel wij niets bezitten.

Wat zijn de goede vruchten

die groeien aan de Geest?

De liefde en de vreugde,

de vrede allermeest,

geduld om te verdragen

en goedertierenheid,

geloof om veel te vragen,

te vragen honderduit!

 

 

 

 

zondag, 24 maart 2024 14:11

Stad van jubel, stad van feest

Preek gehouden op Palmzondag 24 maart 2024 in de Evangelisch-Lutherse Gemeente te Zutphen n.a.v. Johannes 12: 12-36

 

Stad van jubel, stad van feest

 

Als we vanmorgen de evangelist Johannes tot ons horen spreken, allereerst over die wonderlijke en vreemde optocht naar en intocht in Jeruzalem – en dan het gesprek met enkele Grieken, waarin het gaat over Jezus’ lijden en sterven, een gesprek waarin zich ineens een donderslag bij heldere hemel mengt – en dan ook nog over zijn verheffing en over kinderen van het licht zijn – dan begint het mij – eerlijk gezegd – een beetje te duizelen. Wat is nu eigenlijk de hoofdlijn, want het lijkt wel, alsof Johannes van de hak op de tak springt en van alles en nog wat aan elkaar breit en met elkaar verbindt.

Zo staan wij 20 eeuwen later een beetje met ons handen in het haar en zouden graag willen, dat er wat verheldering kwam in deze toch tamelijk verwarrende teksten.

Het is mij onmogelijk om het weefsel van dit groots opgezette netwerk te ontrafelen, maar we kunnen wel proberen een paar in het oog springende thema’s met elkaar te bespreken en horen wat die voor ons vandaag kunnen betekenen, voor ons als mensen, die Jezus, hoe dan ook, proberen te volgen.

Allereerst moet voorop gesteld worden, dat Johannes een mysticus is – hij doordenkt het komen en gaan van Jezus tot op de kern van de zaak – hij doet dat niet op de wijze van een historicus, maar op die van een evangelist, die gegrepen is door het wonder van Pasen, waarin Hij Jezus ziet triomferen als de Christus en waarin Hij zich vertoont als de Heer der wereld, als Zoon van God, ja als God Zelf. Johannes is geïnteresseerd in de vraag, waar het allemaal toe leidde, ook die afgang van Jezus, die vernedering…zien we dat wel goed? zegt Johannes. En dan laat hij op paradoxale wijze zien, dat er in wezen sprake is van zijn opgang, van zijn verhoging, van zijn intronisatie. Dat maakt ook precies het verschil uit tussen de Mattheüs passie en de Johannes passie van Johann Sebastiaan Bach. In het Mattheüs-verhaal gaat het om de afgang ten dode, dat Jezus wordt overgeleverd en zich gewonnen moet geven en ten dode is opgeschreven…en de droefheid daarover, het geween en geklaag. “Wir setzen uns mit Tränen nieder”: Jezus lijdt als mens van vlees en bloed.

Bij Johannes is dat heel anders: daar komt Jezus naar voren als een koninklijk figuur, die a.h.w. de regie zelf in handen heeft. Hij wordt verhoogd aan het kruis, ja, hoort u het? Dat is wat Johannes wil zeggen…de Johannes Passion begint dan ook na een uitbundig instrumentale intro met een uitvoerig koorgedeelte, waar Jezus wordt bezongen als “Herr, unser Herrscher, dessen Ruhm in allen Landen herrlich ist”.

Zo is de intocht in Jeruzalem daar ook een voorspel op, ja een verbeelding van zijn koningschap. Ja, voor het oog lijkt het onbeduidend, maar wie op de details let – en Johannes wijst ons er op – ziet dat bijv. het noemen van de palmtakken (alleen bij Johannes! – in het Grieks verwijst het bovendien naar de kleur rood!) verwijst naar de feestelijke inhuldiging van Simon Maccabeüs nadat hij de tempel van afgodendienst gezuiverd had. En er wordt gescandeerd: De Koning der Joden!

En waarom dan? Wel, daar geeft Johannes een belangrijk motief voor – en hij noemt dat twee keer: omdat men onder de indruk was van de opwekking van Lazarus uit de dood. Zo zinspeelt Johannes hier op twee motieven in één: Hij is de Koning der Joden, maar naar het schijnt vertoont zijn koningschap zich in zijn tegendeel: als hij als een berooid en uitgekleed mens aan het hout is genageld staat er boven zijn hoofd te lezen: Dit is de Koning der Joden.

Ja, zeker, zegt Johannes dan, maar kijk goed: zijn koningschap is niet aards en voorbijgaand, maar hemels en eeuwigdurend – en niet beperkt tot één land of één volk, maar universeel. Alle volken – en daar staan die Grieken weer model voor - , alle mensen, alle tijden staan onder het bewind van deze Koning – en zoals de arme en de zieke Lazarus niet vergeten wordt zo mag ieder mensenkind opstanding en leven verwachten – zijn koningschap zal geen einde kennen, d.w.z. niemand valt buiten zijn blikveld, niemand ontkomt aan zijn overmacht – hetzij wij leven, hetzij wij sterven, wij zijn van de Heer.

Nu komen we als vanzelf bij de graankorrel uit. Ja, dat is maar zo’n nietig en onbenullig dingetje, klein en fragiel. Je zou het als een beeld van de mens kunnen opvatten en Jezus ziet zichzelf inderdaad als een graankorrel – maar dan ook in zijn volle betekenis en waarde, als het Brood uit de Hemel tot voedsel voor ieder mensenkind. Zoals het manna neerdaalde in de woestijn, iedere dag weer, genoeg om van te leven, geschenk van Hogerhand, zo ook hier Jezus Messias!

Maar wat zegt de mysticus Johannes hier verder over: wel, die graankorrel kan pas vrucht gaan geven, kan zich pas vermeerderen als hij in de aarde valt en sterft. Zo is de gang van Jezus geweest, ten dode toe en zo bracht hij het leven aan het licht. Van de in de aarde gestorven graankorrel blijft niets over, maar er ontstaat wel iets nieuws. Nieuw leven, nieuwe toekomst.

Dat geldt ook voor onszelf. De apostel Paulus schrijft daar ook over in 1 Korinthe 15, het hoofdstuk over de opstanding, “dat wat in vergankelijke vorm wordt gezaaid wordt in onvergankelijke vorm opgewekt”.

Het zijn op het eerste gezicht misschien somber stemmende gedachten, maar in de geest van Johannes zeggen we vanmorgen tegen elkaar: nee, kijk nou eens goed: er komt iets moois en nieuws uit voort! Dat is de kern van de zaak! Dat is het geheim van Pasen!

Als mens, die ouder wordt en als kerk die op jaren komt kunnen we wel denken: het gaat niet goed, het loopt allemaal terug en af. Zo was er bijv. een groepje zusters, Kleine zusters van Jezus, noemden zij zich, die een soort woestijnleven nastreefden en zo vestigden zij zich in IJburg. Maar onlangs ging de laatste zuster daar weg en toen zei zij: Misschien moet je wel sterven om werkelijk vrucht te dragen. En geldt dat niet voor ieder mens en ook voor de kerk in haar geheel? Het oude is de verdwijning nabij…zie, Ik maak iets nieuws, ziet u het al?

“Jezus ging weg en verborg zich”. Dat zijn de veelbetekenende en ook zeer treffende woorden, waarmee het evangeliebericht vandaag afsluit…

Ik eindig nu met een gedicht, dat van Inge Lievaart is:

 

Stad van jubel, stad van feest / tempelstad, uw offers, uw gebeden

onvolkomen zijn ze, zoek uw vrede /toch in Hem die heel maakt en geneest.

 

Stad vol poorten naar rondom / waar uw zonen zingend binnenstromen

zie uw priester tot zijn roeping komen / zie het Lam dat naar het altaar komt.

 

Zij die vragen Hem te zien / weten zij tot Wie zij zijn genaderd?

al zijn heerlijkheid heeft Hij genadig / afgelegd. Hij is een knecht die dient.

 

Want indien het graan niet sterft / wordt het niet tot vrucht vermenigvuldigd.

wie zijn leven vasthoudt is het schuldig: / zie de mens, verdreven van Gods erf.

 

Stad, gegrond op heilgebod /zie uw vloek wordt uit u weggezonden,

zie de priester zelf draagt al uw zonden/ Hij verbloedt en maakt u vol van God.

 

dinsdag, 12 maart 2024 15:36

Een eerste stap: Inleiding

Ook al heb ik mijn onderzoek naar het leven van jhr. dr. De Geer van Jutphaas nog niet afgerond, toch waagde ik alvast de eerste stap om er iets van op papier te zetten. Het is een begin, dat zoals altijd moeilijk is, maar tegelijkertijd een opstap is naar een vervolg.

Ik publiceer hier mijn Inleiding om mijn lezers een eerste ‘preview’ te geven en om ook de gelegenheid te bieden om er op te reageren. De e-mailknop op deze site heb ik uitgeschakeld om allerlei spam te weren, maar je kunt mij gewoon mailen: ceeshuisman at gmail.com

 

Barthold Reinier de Geer van Jutphaas (1791-1840). Portret van een solitair theoloog

 

 

INLEIDING

 

 

Wie het plan opvat om een biografie te schrijven van Barthold Reinier de Geer van Jutphaas (1791-1840) krijgt steevast de vraag gesteld: wie was dat en waarom verdient hij een biografie? Inderdaad is hij een nogal onbekende figuur en waarom zou men aandacht schenken aan iemand, die (bijna) vergeten is en wiens nalatenschap door niemand meer gekend of gewaardeerd wordt?

In het algemeen wil ik daar allereerst op antwoorden, dat de criteria waarom iemand een biografie zou verdienen nogal willekeurig en aanvechtbaar zijn. Meestal wordt als rechtvaardiging daarvan verwezen naar de invloed van zo iemand op de ontwikkeling van de wetenschap of van de cultuur in zijn of haar tijd. Wanneer die zich nog verder uitstrekt tot zelfs in onze tijd dan is het verschijnen van een biografie haast onontkoombaar en bijna vanzelfsprekend. Zulke figuren verdienen onmiskenbaar, dat hun leven en nalatenschap geboekstaafd wordt, zoals jaren geleden ‘voorbeeldig’ gebeurd is in Erflaters van onze beschaving door Jan en Annie Romein[1]. Maar waarom zou men niet eens aandacht schenken aan een kleinere ster, die misschien minder licht uitstraalt en wellicht zelfs reeds uitgedoofd is of lijkt, maar die desalniettemin een eigen – misschien onopvallende - bijdrage levert aan de kleurrijke uitbundigheid van het firmament?

Het is zonneklaar, dat de grote, spraakmakende en interessante figuren de aandacht als vanzelf naar zich toe trekken en nauwelijks moeite hoeven te doen om hun biograaf te vinden. Zij staan als het ware in de rij en breeduit te poseren, zoals overduidelijk te zien is op de Nachtwacht en andere schutterstukken. Maar toch blijft het belangrijk om vast te stellen, dat ieder personage zijn of haar eigen bijdrage levert aan het geheel, ook de minder zichtbare figuren op de achtergrond. Immers, om een plaatje of afdruk zo helder en compleet mogelijk te krijgen doet in feite iedere pixel ertoe.

Deze biografie zal daarom niet alleen het leven van deze persoon aan de vergetelheid ontrukken, maar zij levert tevens een bijdrage aan en een aanvulling op het bestaande beeld van de geschiedenis van de Nederlandse samenleving, van de kerk en haar dienaars in hun werk als cultuurdragers en als influencers in de eerste helft van de 19e eeuw.

Trouwens, zo’n heel klein en onbeduidend sterretje was Barthold Reinier de Geer nu ook weer niet. In zijn tijd was hij zeker geen onbekende persoonlijkheid en maakte hij deel uit van een aanzienlijke familie. In de kerk en in de wetenschap werd hij zeker gezien en gewaardeerd, wat moge blijken uit enkele prijzen die hij ontving als bekroning op zijn publicaties.

Wat mij echter vooral aanspoorde om zijn biografie te boek te stellen was de ontdekking van een manuscript, waarin hij zijn eigen leven beschrijft. Het is een tamelijk omvangrijk document, dat zich bevindt in het Utrechts Archief[2]. Deze autobiografie vormt als het ware de basis van deze studie en dit egodocument geeft een boeiend inkijkje in de lotgevallen van Barthold en zijn reflecties daarop. Het is aannemelijk dat hij deze levensschets aan het einde van zijn leven geschreven heeft, zodat het het karakter van een terugblik en van ‘de balans opmaken’ heeft gekregen. Hij geeft zelf toe dat er in feite niet zoveel opvallends of uitzonderlijks in zijn leven heeft plaats gevonden, maar hij wil zijn levensverhaal toch graag nalaten aan zijn familie ‘tot lering en vermaak’. Ieder mens, zo stelt hij, heeft in zijn leven immers te maken met hoogte- en dieptepunten, met winst en verlies, met dwaasheid en teleurstelling en zo is het mogelijk om al lezende meer inzicht te krijgen in de wisselvalligheden van het leven en kan men daar wellicht ook wijzer door worden. Zo mikte hij met zijn autobiografie op een hoger doel: het is een verhaal met een moraal!

De journalistieke code, die stipuleert dat ‘één bron geen bron is’ geldt natuurlijk ook voor ieder historisch onderzoek. Toch kan dit egodocument van Barthold de Geer wel degelijk als bron gebruikt worden om de hoofdlijnen van zijn levensloop te kunnen beschrijven. Wel moet de historicus er altijd op bedacht zijn, dat de herinneringen van de hoofdpersoon selectief en gekleurd zullen zijn en vooral blijk geven van zijn beleving van de werkelijkheid. Bij gebrek aan andere bronnen zal dit egodocument toch wel degelijk als ‘Fundgrube’ gebruikt kunnen en moeten worden als de historicus zich er maar steeds van bewust is, dat wij hier te maken hebben met een uitermate subjectief document.

Daarnaast heeft De Geer ook nog enkele grote reizen ondernomen, waarvan hij uitvoerig verslag heeft gedaan[3]. Ook deze verslagen vormen een interessante bron, die ons nader kennis doen maken met zijn ervaringen onderweg, met zijn ontmoetingen en zijn belangstellingssfeer. Het lezen en gebruiken van deze verslagen vereist uiteraard dezelfde precautie als die ten aanzien van zijn autobiografie.

In het familiearchief bevinden zich ook nog enkele brieven en genealogische notities, die zijn plaats in familiekring verder kunnen verhelderen.

Uiteraard zal de tijd, de politieke, maatschappelijke, culturele en kerkelijk-religieuze context waarin zijn leven zich afspeelt impliciet of ook expliciet ter sprake komen. Hij werd geboren toen het ‘ancien régime’ op haar laatste benen liep en hij stierf in het jaar, waarin Koning Willem I afstand deed van de troon. In zijn kinder- en tienerjaren had hij de Franse tijd nog meegemaakt, maar als student, predikant en hoogleraar was hij een gehoorzaam en content onderdaan van het Koninkrijk der Nederlanden.

 

In dit boek wil ik allereerst aandacht schenken aan de familie, waarvan Barthold Reinier deel uitmaakte. Daarbij zal vooral de erflater Louis de Geer (1587-1652) als aartsvader van de familie De Geer ons interesseren. Hij was inderdaad ook één van de door Romein besproken erflaters, maar zijn nazaten over meerdere generaties hebben niet alleen geprofiteerd van zijn nagelaten puissante rijkdom, maar sommigen erfden ook zijn ernstige en praktische protestantse vroomheid.

De zeer uitgebreide familie(geschiedenis), waarvan een deel zich in Zweden heeft afgespeeld, zal slechts ter sprake komen voor zover die relevant is om Barthold Reinier te kunnen plaatsen in zijn familiale domein. De relatie met zijn ouders, broers en zussen komt uitvoeriger ter sprake dan die met zijn voorouders.

Daarna komen zijn tienerjaren ter sprake, de plek waar Barthold Reinier opgroeide en hoe hij zijn klassieke educatie ontving van een privé-docent in Hoorn, waarna hij aan de studie theologie in Utrecht begon. Omdat hij wat ouder was dan zijn jaargenoten werd hij in juni 1815 benoemd tot eerste luitenant van de compagnie vrijwilligers te voet van de Utrechtse studenten. Over deze in militair opzicht vrij nutteloze expeditie zal ook een en ander verteld worden op basis van zijn eigen aantekeningen daarover.

Hij rondde zijn studie af door een dissertatie te schrijven over Bileam, een studie die hij voltooide onder leiding van professor theologie en oosterse talen J.H. Pareau. De inhoud van deze studie en haar receptie zal in hoofdlijnen voor de geïnteresseerde lezer geschetst worden.

Daarna zal worden stilgestaan bij zijn activiteiten en ervaringen als predikant in Lienden en Vreeland. Vervolgens zal hij een aantal jaren werkzaam zijn als hoogleraar aan het Athenaeum te Franeker, waar hij theologie en vaderlandse geschiedenis doceerde voor een handjevol studenten. Vanwege een ernstige oogkwaal ging hij daar met vervroegd emeritaat.

Tussendoor zal er aandacht zijn voor zijn publicaties op theologisch gebied, voor zijn zoektocht naar een geschikte levenspartner, voor zijn hobby’s botanica, jagen, reizen en schaatsen en andere toevalligheden en vermakelijkheden.

Tenslotte zal bezien worden hoe hij door tijdgenoten werd beoordeeld en hoe latere generaties op zijn oeuvre, zijn karakter en betekenis terugkijken.

Het geheel wordt afgerond met een overzicht van relevante archiefstukken, publicaties van de hoofdpersoon en gebruikte en relevante literatuur.

Helaas is er geen getekend of geschilderd portret van Barthold Reinier de Geer gemaakt. Deze biografie wil op een andere manier in deze leemte voorzien: Barthold Reinier de Geer van Jutphaas (1791-1840). Portret van een solitair theoloog.

Het portret dat ik van hem schilder in dit boek is enigszins in de impressionistische stijl op papier gezet. Het is immers onmogelijk om vast te stellen dat het ‘naar de werkelijkheid’ is. Een vaag silhouet wordt wellicht zichtbaar, de omtrek van de ruimte en de duur van de tijd zijn te bepalen, maar veel blijft verborgen en onzichtbaar. Niettemin verwijst de gepresenteerde illusie naar de werkelijkheid, hoe onkenbaar en diffuus die ook moge zijn.

Met instemming en met een glimlach citeer ik graag enkele gefingeerde gedachten van Joan van Oldenbarnevelt over zijn eigen leven en verleden, zoals die uitgedrukt worden door Nicolaas Matsier: “Het verleden – was dat niet altijd al iets geweest dat bijgehouden moest worden, goed vormgegeven, opgekalefaterd, gefatsoeneerd, uitgedeukt, bijgewerkt, en nog maar eens opgepoetst en overgeschilderd? Waren de herinneringen niet altijd op de groei gemaakt, als de kleren die je aantrok, moesten ze niet eens in de zoveel tijd in de was?”[4]

 

 

 

 

 

 

 



[1] J. Romein en A. Romein-Verschoor, Erflaters van onze beschaving. Nederlandse gestalten uit zes eeuwen (Amsterdam 1977), oorspronkelijk verschenen in 4 delen tussen 1938 en 1940.

[2] Inventaris Familie De Geer van Jutphaas 68.2.1.15.419.

[3] Inventaris Familie de Geer van Jutphaas 68.2.1.15.418: Verslagen van reizen naar Aken, Gräfrath, Frankrijk en Zwitserland in 1827 en 1834 ondernomen.

[4] Nicolaas Matsier, De Advocaat van Holland (Amsterdam 2019), p. 313.

zaterdag, 10 februari 2024 16:14

Ook zo'n zin in in wandelen?

Ook zo’n zin in in wandelen?

 

Vandaag (10 febr. 2024) was ik uitgenodigd door de coordinator van de wandelgroep "BIdden met de benen"  in Apeldoorn om een korte inleiding te houden over de zin van wandelen. Hieronder vindt u mijn verhaaltje daarover.

 

Toen ik predikant was in Meppel ging ik om de 6 weken met belangstellende gemeenteleden aan de wandel. Ik stippelde een mooie route uit en voor onderweg gaf ik een paar gespreksvragen mee. Precies wat ook jullie gewend zijn om te doen. Hier heet het “Bidden met de benen”. Ik noemde het “Zin in wandelen”: ontdek de zin van wandelen, welke meerwaarde heeft het, maar ook: er zin in hebben, het leuk en aangenaam vinden om te gaan wandelen. Die twee aspecten horen bij elkaar en hoorde ik terug in “Zin in wandelen”.

Wie wandelt ‘verwandelt’, wie wandelt verandert. Wandelen is goed voor de fysiek en ook voor de psyché. En als je met elkaar wandelt kom je nader tot elkaar en ontwikkelen zich nieuwe gezichtspunten. En er komt vaak ruimte voor andere denkbeelden. Het landschap, waarin men wandelt kan een metafoor worden van de situatie, waarin men zich bevindt en de kronkelpaadjes beginnen te lijken op de vele wendingen in je leven. En al wandelend wordt je hoofd leger en je hart voller.

Het is interessant te zien, hoe in de Bijbel geloven en wandelen ook op elkaar betrokken zijn. God zelf wordt als ‘wandelend’ door de Hof van Eden voorgesteld en van Henoch wordt verteld, dat hij wandelde met God. Tegen Abraham zegt de Here God: ‘Wandel voor mijn aangezicht en wees oprecht!’ En hoe ontroerend is het gesprek tussen vader en zoon, als zij op weg zijn naar de Moria? ‘Zo gingen die beiden tezamen’, uiteindelijk zwijgend en in afwachting van de dingen, die komen zouden (Gen. 22). Al wandelend komen de gesprekken op gang, maar de wandeling zelf is ook een metafoor geworden van de weg van het geloof.

Het gaan van de weg van de HEER is het gaan van de weg van de geboden. Het doen van de wil van God is hetzelfde als wandelen in de wegen van de HEER. De Godsvreze komt naar voren in een weldoordachte levenswandel. De joodse wet en traditie worden daarom wel aangeduid met het begrip ‘halacha’ en dat betekent letterlijk de weg, die men loopt of bewandelt.

Ook Jezus zelf was een echte ‘halachist’ of wandelaar. Samen met zijn leerlingen trok hij door het land van Galilea en Judea en onderweg voerde hij gesprekken met hen. En als een vreemde, derde persoon voegde hij zich bij die twee, die wandelden naar Emmaüs, waar hun de ogen opengingen voor de Opgestane! Hij was hun gespreksgenoot geweest zonder dat zij het wisten.

De eerste christenen werden ook wel aangeduid als mensen ‘van die weg’ (Hand. 9: 2).

Ook de bekende filosofische school de ‘Stoa’ ontleent haar naam aan de wandelingen, die men al filosoferend maakte te midden van de zuilengalerijen.

Kortom, al wandelend komt men nader tot zichzelf, de ander en God.

Wandelen in de natuur heeft natuurlijk de voorkeur boven wandelen in de stad, hoewel het wandelen door een drukke winkelstraat ook vragen en gedachten kan oproepen. Maar wandelen in de natuur geeft de wandelaar een gevoel van vrijheid en het maakt hem een beetje tot een ontheemde zwerver: “Wanderungen” zijn wandelingen, maar ook omzwervingen. Je volgt niet perse de rode of de gele paaltjes, maar je ziet wel waar je uitkomt. Wandelen zonder doel of bestemming, louter het wandelen geeft de zin en bevrediging.

Misschien brengt het wandelen in de natuur je op hogere gedachten. Ds. Martinet, een 18e-eeuwse predikant in Zutphen, vond van wel en ging samen met zijn catechisanten de natuur in. En hij schreef er ook een lijvig boekwerk over: “Katechismus der Natuur” (4 dln). Het bewonderen van de natuur versterkte zijn geloof in God. Ik citeer hem nu even:

“De stille Uuren, myn lieve Leerling! welken ons thans vergund worden in deeze aangenaame Landstreek, zo wonder wél geschikt tot Natuurbeschouwingen, wil ik besteeden, Om U en my te verheffen tot den eeuwigen God, den aanbiddelyken Maaker van het Heeläl,...

De schoonheid en de volmaaktheid zyner Werken zyn zodanig groot, dat wy een streelend vermaak vinden, zelfs in de beschouwing van Boomen, van Weiden en van Wildernissen, waarin men anders waanen zou, dat hetzelve niet te vinden zou zyn”.

Nee, zo extatisch en didactisch begeven jullie je niet op pad. Jullie blijven met beide benen op de grond en dat wandelt ook het beste.

Ik geef u voor vandaag ook een paar gespreksvragen mee, die betrekking hebben op de periode van het kerkelijk jaar waarin wij ons gaan begeven, namelijk de veertigdagentijd.

Ik wil afronden met een verwijzing naar die grappige vakantie reclame van PrijsVrij, waarin een vader en zijn dochtertje, die aan het wisselen is en net als haar vader een brilletje op heeft, haar vader overhaalt een glijbaan naar het strand te duwen en zij zegt dan: “Ook zo’n zin in in vakantie?” Zo zou ik tegen jullie willen zeggen: “Ook zo’n zin in in wandelen?”

 

maandag, 05 februari 2024 17:51

Méér kennis?

Meer kennis?

 

Vandaag (5 februari 2024) werd in De Verdieping van Trouw uitvoerig aandacht besteed aan een basisschool in Arnhem, waar een volledig andere leerroute wordt gevolgd. Met veel aandacht voor natuurkunde en andere exacte vakken, want wie daarmee vertrouwd is kan later ongetwijfeld een goede baan vinden.

Ik vind dit een wat beperkte, eenzijdige kijk op de betekenis en de waarde van onderwijs.

Als een reactie van een trouw(e) lezer stuurde ik onderstaand stukje op, dat al of niet geplaatst zal worden in één van de aanstaande edities.

 

De door Het Mozaïek in Arnhem opgestelde leerroute voor basisschoolleerlingen is indrukwekkend. Ik begrijp de behoefte aan correctie op het gangbare curriculum dat te laagdrempelig is en uitpuilt van plaatjes en leuke opdrachten. Maar moeten leerlingen van groep 6 op Het Mozaïek nu echt natuurkundigen en astronomen worden? Moet wereldoriëntatie nu echt vervangen worden door universum oriëntatie? Deze eenzijdige nadruk op bèta-wetenschappen zal niet veel bijdragen aan hun mensvorming en aan hun plaats in de samenleving. Ik hoop dat er op die school ook dichters, dromers en kunstenaars gevormd worden en dat de zon niet alleen als ‘kern, stralingszone, convectiezone, fotosfeer etc.’ gezien wordt, maar vooral als een bron van licht en warmte, die je op je huid voelt en waar je blij van wordt. Dat de zon je kan toelachen en over je kan opgaan, zoals Jakob bij Pniël beleefde. Méér kennis? Andere kennis graag!

zondag, 17 december 2023 14:51

Verwachtingen wekken

Overdenking gehouden in de geloofsgemeenschap “De Drie Ranken” te Apeldoorn op zondag 17 december 2023 (Gaudete – Verheugt u!) – 3e zondag van Advent n.a.v. Lukas 1: 5-24, de derde in een serie met als thema “Als het onmogelijke…”

 

Verwachtingen wekken

 

Het 3e verhaal over ‘als het onmogelijke…’ ligt duidelijk in de lijn van de voorgaande verhalen: de 1e over Abraham en Sara, die op hun oude dag nog een kind krijgen; het 2e over de aankondiging van de geboorte van Simson en dan vanmorgen horen wij het relaas van Zacharias en Elizabeth, die onverwacht in verwachting raken van de komst van hun zoon Johannes. Het lijkt wel een combinatie van beide verhalen: hoge ouderdom, omringd door ongeloof, belachelijk zelfs en Johannes wordt al net zo’n ruige en voorlopige figuur als Simson.

Lukas, die dit verhaal vertelt als opening van zijn evangelie, is natuurlijk meer een evangelist dan een historicus. De vraag of alles wel precies zo gebeurd is, zoals hij beschrijft, vindt hij niet zo interessant: het gaat meer om de grote lijn, het grotere verhaal en het grootse perspectief, waarin hij alles ziet gebeuren.

Als we teveel gewicht toekennen aan onze ratio en alleen maar kunnen opperen: hoe kan dat nou? En: heb jij wel eens een engel gezien? En op zo hoge leeftijd nog een kind krijgen? dan schieten we toch langs de kern heen.

Immers, als we zo het evangelie tegemoet treden dan zijn wij het die het verhaal gaan overmeesteren, terwijl het de bedoeling is, dat het verhaal ons overmeestert en dat het ons raakt, in beslag neemt, versteld doet staan en hoop geeft.

Dat brengt me even op het gesprek, dat twee kinderen onlangs op de achterkant van mijn ochtendkrant voerden: een jongetje van 5 en een jongetje van 3 jaar oud. De oudste leest voor uit een Sinterklaasprentenboek en zegt: “Kijk, hier zie je Sinterklaas op zijn paard over het dak rijden”. De 3-jarige reageert en zegt: “Dat kan niet!”. Het broertje gaat naar het volgende plaatje, waarbij hij zegt: “Kijk, hier gooit Zwarte Piet een pakje door de schoorsteen”. “Kan niet!” is de reactie van het 3-jarig jongetje. Zijn oudere broertje gooit het boek dicht en zegt verontwaardigd: “Ik stop ermee. Jij bent nog veel te klein om dit te begrijpen!” Zo is er ook misschien wel een zekere volwassen geestelijke rijpheid en ontvankelijkheid nodig om dit soort (bijbel)verhalen te begrijpen, te verstaan.

Terwijl Lucas ervoor gaat zitten om dat verhaal op papier te krijgen, vraagt hij zich af: hoe zal ik nu beginnen? Waar is het op geïnspireerd? Dat is een heel goede en verstandige vraag. Je kunt dat verhaal over Jezus niet zomaar domweg beginnen; dat verhaal komt niet zomaar plotseling uit de lucht vallen en valt ook niet zomaar ongevraagd en ongewenst op de deurmat, zoals een blauwe envelop. Nee, zo moet Lucas gedacht hebben, dat verhaal staat in een groter verband, er gaat een geschiedenis aan vooraf, er is iets van voorbereiding, en er is ook een sfeer, een milieu, waarin dat verhaal a.h.w. gesmeed wordt en waar het uit voortkomt. De kerk heeft daarom ook de Adventsweken ingesteld, o.a. om na te gaan, hoe het ook alweer begonnen was.

En zo komt Lucas allereerst tot twee heel concrete aanwijzingen: hij noemt een tijd en hij noemt een plaats. M.a.w. hij vraagt zich af: wanneer en waar is het verhaal begonnen? En dan begint hij met het noemen van een naam, die boekdelen spreekt, koude rillingen bezorgt en meteen alles op scherp zet, ja zo scherp als een zwaard, dat Johannes, over wiens geboorte dit verhaal begint, de kop zal kosten! Het noemen van die naam, Herodes, is het aanduiden van een periode, maar ook het typeren van iedere tijd onder bewind van dictators en wereldmachten. Tijden, die zich telkens voordoen – telkens onder andere namen: ik hoef ze niet te noemen of te herhalen, maar zij fungeren als de vertegenwoordigers van macht en onrecht, van onheil en bruut bestuur. Dat zijn de dagen van Herodes...ja, inderdaad, de dagen! (helaas is dat wegvertaald in de nieuwe Bijbelvertaling). En zijn dagen zijn geteld, zijn tijd is altijd beperkt, in iedere periode gaat het altijd om ‘de dagen’ van Herodes.

Zo bevinden we ons samen met Lucas eerst op het vlak van de politiek, van de wereld van de macht, van het profane, het seculiere: allesomvattend, niemand ontkomt er aan. We hebben er allemaal en altijd mee te maken. Maar is dat alles? Nee, ook is van belang te vragen wáár het verhaal begint.

Want Lucas laat ons nu iets zien, wat we eigenlijk niet kunnen zien. Hij begint te spreken en te vertellen over een andere ruimte: het is de ruimte van de eredienst, de ruimte van de religie, de ruimte van de omgang met God. Verborgen omgang, binnen-ruimte. In deze Godvergeten wereld is er een plek, waar geloofd en beleefd wordt, dat God ons niet vergeet. Die plek heet hier ‘de tempel’. Waar is de tempel? Wel, de tempel is overal en nergens. Die tempel is overal, waar twee of drie bijeen zijn in de naam van de drie-ene God; de tempel is daar en overal, waar mensen hun hart opheffen tot God, overal waar mensen God aanbidden in geest en in waarheid. Die tempel is daar, waar mensen plannen smeden om recht en gerechtigheid vorm te geven in deze wereld, waar vredestichters hun stem verheffen en waar de zachte krachten van de liefde het winnen van brute dikdoenerij.

Ik moet denken aan dat prachtige lied: Niet als een storm, als een vloed, niet als een bijl aan de wortel, maar als een glimp van de zon, als een groene twijg in de winter, komen de woorden van God. Niet in het graf van voorbij, niet in een tempel van dromen, hier in ons midden is Hij, hier in de schaduw der hoop.

In dit verhaal van Lucas is het nog wel een concreet gebouw, van stenen en hout, ijzer en goud, maar dat zou niet lang meer duren. Maar, zoals in het geciteerde lied, zo gaat het ook Lucas niet zozeer om een tempel van steen en hout, maar om datgene, waar de tempel voor staat: voor de communicatie met God en voor het handelen naar zijn bedoelingen. Dat er te midden van deze wereld van geweld en terreur, van angst en onzekerheid, een mogelijkheid is om op adem te komen, je geborgen te weten, je angsten te kunnen overwinnen, kortom, dat er een plek, een ruimte is, die hoop geeft, die toekomst aanreikt, waar verwachtingen gewekt worden! Dat is een Godsgeschenk!

Ja, het is inderdaad vooral een plek, waar verwachtingen gewekt worden in doodgelopen situaties.

Te midden van deze vastgelopen situatie, terwijl niemand er eigenlijk meer iets van verwacht, schept de Heer zelf verwachtingen! Dat is wat Lucas probeert te vertellen en hij doet dat indrukwekkend en meeslepend en hij laat Gabriël opdraven vanuit de hemel en er klinken stemmen en alles begint wat onwerkelijk en onvoorstelbaar te worden - duizelingwekkend - , maar wat onmiskenbaar is is dit, dat er een nieuwe toekomst geopend wordt. Dat het onmogelijke mogelijk wordt en dat omdat het gegeven wordt. Die verwachting is een gave, een vrije gift. Valt zomaar in de schoot. Hoeft Zacharias niets voor te doen, bijna niets, zou ik denken. Zoals bij Abraham en Sara, onverwachte verwachting, nooit te oud om te verwachten…

Die stem klinkt rechts van het altaar. Rechts van ons, rechts in ons, in onze hersenen, zou een neuroloog kunnen beweren, is a.h.w. een opening naar boven, naar buiten. Daar is oog voor het onzienlijke, daar ontwikkelt zich de fantasie en de creativiteit. Daar komen gedachten op gang, die te mooi zijn om waar te zijn. Althans, dat roept de linkerhelft er tegen in…maar wat, als ze zowel waar als mooi zijn?

Zacharias staat hier model voor iedereen, die zich niet gewonnen wil geven aan het onmogelijke. Zijn wereld is dichtgetimmerd – en we hebben het zelf gedaan! - en zonder openingen.

Maar die fantasieën en utopieën, die vergezichten en toekomstbeelden laten zich niet voor niets gelden. Gabriël wordt niet voor niets uitgezonden!

Want hoe verrassend is het niet en wat maakt het ook mij blij, dat er zomaar ineens, onverwachts, iets nieuws gebeurt. Dat een doodgelopen verhaal plotsklaps weer vaart krijgt. Als het onmogelijke…

Zacharias wil eerst bewijzen zien, te mooi om waar te zijn, te gek om mogelijk te worden, zo redeneert hij . Wij zijn oud en onvruchtbaar. Dan houdt alles op, toch? Einde verhaal. O ja?

Als je er verder niets over te zeggen hebt, Zacharias, dan kun je misschien beter maar even je mond houden. En zo wordt Zacharias beslist, maar ook heilzaam het zwijgen opgelegd.

Ik denk wel eens: wij redeneren misschien ook wel te veel. We willen alles controleren, beheersen en overzien en alles moet passen binnen ons wereldbeeld. Maar zo sluiten wij ons af en op in ons eigen gelijk, maar het is o zo beperkt – hoe heilzaam is dan het zwijgen, wanneer het zich als een lege ruimte vult met de belofte van iets nieuws. Zo worden onverwachte verwachtingen gewekt. Ook vandaag, bij ons, in deze ruimte, in de stilte.

 

zondag, 05 november 2023 19:26

Op wie lijkt Hij?

Preek gehouden op zondag 5 november 2023 (22e na Trinitatis) in de Catharijnekerk te Heusden n.a.v. Hebreeën 1: 1-12

 

Op wie lijkt Hij?

 

Misschien moet ik eerst even uitleggen, waarom ik dit Bijbelgedeelte vanmorgen met u wil overdenken. Op het eerste gehoor heeft het iets willekeurigs en ondoorgrondelijks. Het is een nogal hoogdravende tekst, die je wel drie of vier keer moet lezen om een beetje door te hebben wat hij nu eigenlijk bedoelt. We zitten momenteel midden in de politieke debatten en sommigen kunnen nogal eens uitweiden en dan vraagt de journalist terecht: wat is nu eigenlijk uw punt? Dat kunnen we ook aan deze briefschrijver wel vragen: wat is uw punt? Waar wilt u heen? En als we dat dan engszins op het spoor zijn gekomen dan blijkt hopelijk ook meteen de actualiteit ervan: het lijkt op het eerste gehoor een wat dor en dogmatisch betoog, maar bij nader inzien zal blijken, dat het gaat om een verheldering van wie God is en wie Jezus Christus is en hoe die zich tot elkaar verhouden.

Ja, dan zou je nog kunnen denken: OK, klinkt mij nog wat te abstract en te theologisch allemaal. Kan het ook wat concreter? Wel, ik zal mijn best doen om – als we helder voor ogen hebben, wat de Hebr. briefschrijver bedoelt – enkele lijnen naar onze eigen situatie te trekken.

Het eerste wat mij opvalt is, dat deze brief – en zeker het begin ervan – iets weg heeft van een college. Het stikt van de citaten – in dit geval uit het OT, zoals wij dat noemen – die hij allemaal in zijn tekst opneemt. Het zouden ook voetnoten kunnen zijn, maar dat was toen wellicht wat moeilijk te realiseren, maar dat zou de leesbaarheid van de doorgaande tekst wel ten goede zijn gekomen. Je kunt die citaten ook cursief afdrukken, zoals u vanmorgen op uw scherm hebt gezien.

Hij lijkt iets te willen aantonen, hij wil iets bewijzen, zo lijkt het. Maar wat dan? Wel, hij wil eigenlijk duidelijk maken wie die bijzondere verschijning Jezus van Nazareth nu eigenlijk was – en is. Alle mensen, die hem in het midden der tijden hebben ontmoet hadden een bepaalde indruk van hem. Sommigen hadden hem hoog zitten, anderen vonden hem een oproerkraaier, die maar beter uit de weg geruimd kon worden.

De mensen, die hem hoog hadden zitten, die wil de briefschrijver graag gelijk geven en hij werkt die beeldspraak ook zo goed mogelijk uit. Zo hoog mag hij zelfs zitten, dat hij naast God zit. God wil hem aan zijn zijde. Hij is Gods secondant, zijn troonopvolger misschien wel. Zo zit deze vroege theoloog te filosoferen en te speculeren.

Er is met de komst van deze mens, Zoon van God genoemd, iets bijzonders gebeurd. Jezus heeft het beeld van God veranderd, zo wil hij zeggen. Kijk, vroeger kwam God ook wel ter sprake en aan het woord, maar dat gebeurde vooral door profeten. En wat zij over en namens God zeiden was zeker de moeite waard en behartigenswaardig, maar het kon ook wel eens tot misverstanden leiden, alsof God altijd maar grimmig en vertoornd was en of God zo graag oorlog wilde voeren. Het beeld van God dat de profeten opriepen en schetsten was niet eenduidig, voor misverstanden vatbaar.

Maar nu, in het laatste der tijden, - of: op het laatst, in onze dagen - zo zegt de briefschrijver, heeft God zich geopenbaard of vertoond in de Zoon: hij is de afstraling van zijn glorie en de afdruk van zijn bestaan.

In hem straalde Gods heerlijkheid door: hij was transparant tot op God. Als je hem zag zag je God. Hij was de afdruk van Gods bestaan. De briefschrijver gebruikt hier een interessant woord, namelijk ‘karakter’. Oorspronkelijk betekent dat ‘stempel’, zoals munten werden geslagen met het beeld van de keizer er op. Maar wij kennen het woord ‘karakter’ ook als gezindheid: iemands karakter kan opvliegend of meegaand zijn, ieder heeft zijn of haar eigen karaktereigenschappen. We kunnen van iemand zeggen: hij heeft het karakter van zijn moeder, ook zo lief of zo kribbig, al naar gelang.

Nu krijgen wij hier te horen, dat Jezus het karakter heeft van God.

Als we over God willen spreken kunnen we niet om de Zoon heen, die gestalte rond het jaar 0. Hij was niet zo maar iemand – en toch eigenlijk ook weer wel – want in Hem zagen wij het beeld van God. Hij liet zien wie God is en altijd al geweest is en altijd zal zijn. God is zoals Jezus. Jezus laat zien wie God is: de Vader is als de Zoon, sprekend.

Ik moet hier even aan een onvergetelijk voorval denken uit mijn jeugd. Ik liep eens met mijn vader – ik was een jaar of 14, een brildragende puber – wij liepen samen over de markt in Rotterdam en ineens riep een marktkoopman naar mijn vader: ‘mijnheer, u lijkt op uw zoon!’ Mijn vader vond het een geweldig goeie grap, maar ik had het bijzondere ervan nog niet zo door, denk ik. Maar het is eigenlijk precies zoals ook de Hebr. briefschrijver wil zeggen: de Vader lijkt op de Zoon…of anders gezegd: wil je weten wie de vader is, kijk dan naar de zoon!

Jezus stelt het oude beeld van God op een enorm ingrijpende manier bij...want we dachten, dat God een ongenaakbaar vuur was, een onberekenbare despoot, die maar deed wat hem goed dacht en zich niet bekommerde om wat de mensen overkwam. Maar wacht even: Jezus laat zien wie God in wezen is: barmhartig en genadig, begaan met mensen, uit op hun heil, genezend en zegenend, medelijdend, niet zichzelf zoekend, maar de ander.

Alles wat hij deed en zei – en wat hij leed – maakt helder wie God is en wat Hij doet. En niet alleen vanaf nu, maar dat was eigenlijk altijd al zo en het geldt dus ook met terugwerkende kracht. Dus ook die schepping, waar alles mee begonnen is, dat was geen boze gril van God, geen toevalligheid van uit de hand gelopen microben, geen uiteenspatten van een eeuwige vaas , geen donderslag bij heldere hemel – hoewel het als oerknal dat ook was, feitelijk misschien – maar: deze werkelijkheid en ons bestaan – ja, dat u en ik er zijn – dat alles is een gedachte ten goede, is te herleiden tot op de liefde van God, zoals die zichtbaar verscheen in Christus Jezus.

God is als Jezus. En zo geloven wij ook, dat Hij ons het kwaad niet aanrekent. deze duizelingwekkende werkelijkheid, waar wij nog minder dan een stipje van uitmaken en van begrijpen, is gegrond in de liefde van God. De Zoon van God, in wie God zijn ware gezicht en hart toont, gaat aan de oerknal vooraf! En dat is niet zozeer een kwestie van orde in de tijd, maar in orde van betekenis, in orde van doel en zin. Ook al komt het leven nog zo grillig tot stand en verloopt het volgens patronen en lijnen, die bepaald worden door genetica en evolutie, daarbovenuit geldt en staat a.h.w. in krulletters geschreven: God heeft jou gewild, ook al ben je biologisch en wetenschappelijk gezien een onberekenbaar toeval – en als mensen daarover nadenken kunnen ze ongelofelijk depressief worden – maar vanmorgen en hier mogen wij horen: jij bent gewild en bedoeld: want de Zoon gaat aan alles en iedereen vooraf! Hij is de grond van mijn bestaan! Ik ben terecht gekomen in Zijn wereld! En daar kom ik terecht!

Heeft deze beschouwing van deze briefschrijver ook nog invloed op hoe wij tegen de wereldwerkelijkheid aankijken? Als we bijv. naar de conflicten in het Midden-Oosten kijken en het militaire machtsvertoon en de gruwelijkheden, die aan beide zijden plaatsvinden zien dan wordt God daar soms ook bijgehaald. Dat Hij natuurlijk voor Israël is en dat oudtestamentische profetieën in vervulling gaan en dat het laatste der dagen is aangebroken enz. Dan denk ik: lees nog even wat de Hebr. briefschrijver zegt: in het laatst der dagen, dat is toen en dat is nu – het eeuwige heden – heeft hij gesproken in de Zoon, die het karakter van God in optima forma heeft laten zien. En wat heeft hij dan gedaan en gezegd: heeft hij ooit gesproken over een herstel van de Joodse natie? Heeft hij zijn volgelingen opgeroepen de wapens te grijpen? Nee, niets van dat alles!

Hij sprak over het Koninkrijk Gods en dat is van heel andere orde dan het bezetten van stukken land en het bouwen van muren. Die tijdelijke manier van denken en handelen is voorbijgaand, zal opgerold worden als een filmdoek en we zullen zien wat werkelijk van eeuwige waarde en betekenis is. In de zoon hebben wij het koningschap van God zien oplichten en dat zal ooit de aarde vervullen, maar dat is niet gegrond op geweld en niet gebaseerd op macht, maar op liefde, gerechtigheid en vrede. Laten ook wij alvast in die geest – in Zijn Geest – denken en handelen.

zondag, 29 oktober 2023 19:00

Luthers ontdekking opnieuw verstaan

Overdenking gehouden in de Catharijnekerk te Heusden op zondag 29 oktober 2023 om samen met de Evangelisch-Lutherse gemeente en haar voorganger Ds. Louisa Vos Hervormingsdag te gedenken en te vieren (n.a.v. Romeinen 3: 21-28)

 

Luthers ontdekking opnieuw verstaan

 

Luther leefde in een tijd, waarin God, geloof en kerk vanzelfsprekend waren. En zijn zoektocht en ontdekking werden bepaald door die situatie. Van een wanhopig mens werd hij een blij mens, van een opgejaagd mens werd hij een stabiel mens. Van een slaafs mens werd hij een vrij mens.

Kunnen mensen in de 21e eeuw daar nog iets van snappen? Luthers worsteling met God en zijn vragen over genade en rechtvaardiging? Als je in de kerk bent opgegroeid en de catechismus misschien van buiten hebt geleerd dan ken je in ieder geval het theologische jargon, maar begrijpen wij – 21e-eeuwse mensen – kerkelijken en onkerkelijken – waar het eigenlijk over ging en gaat?

De worsteling van Luther over de rechtvaardiging van de goddeloze, zoals hij zichzelf had leren kennen, is dat niet een ver-van-mijn-bed-show? Wie ligt daar van wakker? Misschien moeten we proberen de bijbels-theologische taal wat af te pellen en proberen te ontdekken, hoe de mens er in onze tijd aan toe is. Is het niet zo, dat de mens van de 21e eeuw zich verloren waant in een netwerk van consumptie en leegte, overvloed en onbehagen, waanzin en creatieve mogelijkheden, de mens, wiens situatie zo kernachtig verbeeld en beschreven wordt in de huidige literatuur en beeldende en muzische kunst. Opgejaagd door prestatiedrang, zich rechtvaardigend met diploma’s en klinkende cv’s. Waar en wanneer vindt hij of zij rust en zichzelf, wanneer kan hij zichzelf aanvaarden, zoals hij is. Moeten daar eerst tientallen sessies bij hulpverleners en therapeuten voor gedaan zijn?

Wat betekent geloof en rechtvaardiging in die context? Luther begint in de brief van Paulus aan de Romeinen te lezen en daarin ontdekte hij dat er een omslag had plaatsgevonden, die zijn weerslag had ook in zijn eigen leven. Niet meer dat, maar nu dit. Niet meer de Wet, maar nu de genade. Niet meer de werken, maar nu het geloof. Niet meer straf en toorn, maar liefde en barmhartigheid.

Kan onze tijdgenoot en medemens ook zoiets ontdekken? In opgejaagde situaties, burn outs en gestreste levens ineens ontdekken, dat je leven ondanks alles waardevol is. Dat het aanvaard is door God, inclusief alle gebreken en tekorten. Dat inzien, dat ontdekken, dat aanvaarden en daaruit voortaan leven, is dat niet geloof in de genade van God?

Mensen zeggen vaak: ja, maar ik geloof niet, ik kan niet geloven, je denkt toch niet, dat ik dat allemaal geloof wat in de kerk gezegd wordt en in de Bijbel staat? Ik beschouw mijzelf als atheïst en de wetenschap en het materialistische mensbeeld aanvaard ik als de ultieme waarheid en zo leven wij in een gesloten wereld. Maar ook dan kan het oplichten, dat je er precies zo aan toe kan zijn als Luther: mijn leven is beperkt, begrensd, komt niet tot bloei, ik ben bang, mijn tijdelijkheid grijpt mij aan en wat moet ik doen? Wat is goed, waar ligt de zin van mijn bestaan?

Die vragen zullen blijven, maar op een gegeven moment kan het inzicht doorbreken: ik ben er, niet uit mijzelf, maar als een ongevraagd wonder, volkomen gratuit, zonder aanleiding, zonder reden, - religieuze mensen zullen de liefde van God, zijn genade noemen om er uitdrukking aan te geven. Voor vele anderen is die taal onbekend of te beladen en te besmet door het verleden van kerk en onbegrijpelijke richtingen. Zij zoeken een nieuwe taal, in poëzie en muziek, - en leren het leven te vieren als een geschenk.

Noem het geloof, diffuus en ongearticuleerd, maar in wezen hetzelfde als wat Luther ontdekte: het geloof als genade, geschenk ongegrond.

Geloven is niet het aanvaarden van een paar opvattingen en stellingen uit de christelijke traditie, het is niet het moeten aanvaarden van alle Bijbelverhalen als letterlijk zo gebeurd. Geloven is niet het verstand op nul en de blik op oneindig.

Maar het is gegrepen zijn door de overmacht van de liefde, door de onbegrijpelijke en ongegronde liefde van Hogerhand, die jou gewild heeft, die jou bemint en aanvaardt met al je tekorten, sores en ongedurigheden.

Alleen zo kom je de stress en opgejaagdheid te boven. Alleen zo kom je tot innerlijke rust en komt van daaruit het goede leven in zicht. Goed te leven, niet wettisch en krampachtig, maar vrij en goed voor anderen en voor jezelf.

Want dat is nog wel een belangrijk punt: die omslag en die ontdekking, die je een soort verlichting zou kunnen noemen, is niet alleen om voor jezelf te houden, maar die krijgt een expansieve lading mee. Zoals ook bij Luther en alle anderen, die deze ontdekking deden en doen: je leven krijgt meer glans en kleur en ‘door het geloof alleen’ wordt zo een motto van bevrijding. Dit geloof wordt je uitgangspunt, daaruit vertrek je, daaruit leef je, een gave Gods genoemd, jazeker, een gegeven, een geschenk van onschatbare waarde!