PREEK GEHOUDEN DOOR DS. CEES HUISMAN OP DE VIERDE ZONDAG VAN EPIFANIE 29 JANUARI 2012 IN DE OECUMENISCHE WIJKGEMEENTE HET ERFDEEL TE MEPPEL N.A.V. 1 KORINTHE 9: 1-18.
Goede God, als wij de H. Schrift gaan openen, bidden wij U: open uw Woord voor ons oor en hart. Wij weten dat het gewoon woorden van mensen zijn, maar wel van mensen, die aangeraakt waren door uw Geest en zo voelen ook wij ons daarmee verbonden en kunnen wij aangeraakt worden door uw Geest. En zo staan wij in een levende stroom van woorden en gedachten, handelingen en vergezichten, die ons inspireren kunnen op de weg door ons leven. Heer, neem ons bij de hand en leid ons op de weg ten leven.
De vorige keer dat ik bij u mocht voorgaan ging het over het al of niet betalen van belastingen. U weet wel, die strikvraag over dat geld van de keizer. Vandaag gaat het alweer over geld, maar nu betreft het geen belastingen, maar gaat het over het traktement. Wat verdient zo’n man nou, die Paulus: wat leveren hem nu die praatjes en die redevoeringen op, die brieven en adviezen, kun je daar van leven?
Geld en geloof of geld en kerk verhouden zich een beetje tot elkaar als water en vuur. Zodra het in de kerk over geld gaat, haken een hoop mensen af. En ook als men gevraagd wordt een financiele bijdrage te leveren, zoals elk jaar bij de aktie Kerkbalans, dan zijn er veel mensen, die wat verstoord reageren. Je ziet nooit iemand van de kerk, maar als ze geld nodig hebben dan weten ze mij te vinden.
Een wijdverbreide en diepgewortelde gedachte is ook, dat het in de kerk eigenlijk allemaal gratis zou moeten. De boodschap van de genade, de gratia van God, zou ook gratis verkondigd moeten worden. Het klopt niet, als dat geld kost. Jaren geleden in mijn vorige gemeente – ja, ik hoor het zelf, het klinkt als uit de mond van iemand die de 40 ruim gepasseerd is – maar het was idd in de vorige eeuw, dus dat klinkt wel ver weg, nietwaar? Toen gebeurde het dat ik een begrafenis had geleid van iemand, die geen lid was van de kerk en dat ik daarvoor toen een bescheiden rekening had ingediend. Toen dat een familielid, die wel bij de kerk hoorde, ter ore kwam, waren de rapen gaar. Hoe had ik dat durven doen?! Het evangelie is gratis, kerkewerk doe je pro Deo!
Het klinkt prachtig en een gratis dominee- zoals men nu sinds kort in Zwolle heeft of krijgt - is natuurlijk het mooiste wat de kerk in de aanbieding heeft, maar het is niet helemaal realistisch. Jaap Zijlstra kan wel dichten “Wij leven van de wind”, maar die onbezorgdheid en vrijheid mag je niet opleggen en veronderstellen bij een ander, die jou diensten aanbiedt en jou tegemoet komt met zijn hulp en bijstand.
Dat is nu precies het onderwerp dat Paulus aansnijdt in zijn brief aan de Korinthiers, vandaag de eerste helft van H. 9: heb ik recht op een traktement of niet? Bijzonder is dat hij het niet zozeer inbrengt als een administratief of financieel onderwerp, maar hij brengt het in verband met zijn vrijheid en zijn apostelschap.
Het gaat al een heel tijdje in zijn brief over vrijheid. Dat is voor Paulus een cruciaal begrip: een christen is een vrij mens, een bevrijd mens. Is geen slaaf meer van plichten en conventies – gegrepen en overmeesterd door de liefde van Christus mag een christen weten vrij te zijn, vrij van angsten, vrij van verplichtingen, maar ook vrij om jezelf te beperken in je vrijheid. De liefde moet de grootste speler zijn in al je doen en laten: Heb lief en doe wat je wilt!
Hoe zou de brief van Paulus op de kerkenraad van Korinthe zijn aangekomen? De kerkrentmeesters hebben misschien wel gefronst met de wenkbrauwen en gedacht: wat zal het allemaal gaan kosten en kunnen we het wel betalen? En de ouderlingen zullen misschien gedacht hebben: wij doen het toch ook allemaal voor niks: liefdewerk oud papier, dat is zo’n beetje ons motto, nietwaar?
En de diakenen zullen gedacht hebben: wij moeten ons vooral met de armen bezighouden en met de mensen, die niets meer kunnen, de mensen in de WW en de WAO, die uit hun beroep zijn geraakt…maar Paulus is nog een flinke kerel, die nog best handig is en wel wat kan. Hij heeft wel eens verteld dat hij een tentencompany had of heeft. Van een paar dekens en lakens zet hij zo een tent in elkaar en da’s best handig en dat levert hem ook wel wat op. Dus, wij hoeven hem niet te ondersteunen, hij kan zichzelf wel bedruipen.
Maar dan zegt de voorzitter van de kerkenraad, dat ze zijn brief toch nog eens precies moeten lezen, want, zo zegt hij, Paulus vraagt eigenlijk niet om een traktement, maar hij zegt: ik zou er wel om kunnen vragen. Ik heb er in feite recht op…maar, ik zie er van af om het op te eisen.
Dus zijn diensten bij ons zouden wel op de begroting moeten staat, als onkosten voor de gemeente, maar in werkelijkheid hoeven we het niet uit te betalen, want hij hoeft het eigenlijk niet te hebben.
Dat is weer zo’n staaltje van vrij-zijn, die Paulus uitstraalt. Afzien van een recht, dat is zijn vrijheid.
Als ik het goed begrijp, zegt de voorzitter, is het bij hem zo, dat het werk zelf zijn loon is. En dat is voor ons allemaal een prachtige eye-opener, want wij zijn werk iets als een verplichting of als iets dat beloond moet worden. Maar Paulus vat zijn werk prediking en dienst aan mensen op als iets dat in zichzelf al waardevol is en vreugde geeft. En dat vat hij op als loon.
De vraag “wat levert het op”of “wat schuift het” is een banale vraag – het is veel beter om naar de inhoud van je bezig-zijn te kijken, wat het oplevert voor anderen, wat het voor waarde tot stand brengt voor je medemens – als je met die blikrichting naar je werk kijkt, dan zou je kunnen zeggen: dat is mijn loon – dat krijg ik er voor terug aan waardering, vreugde en dankbaarheid.
Dit is geen financieel-economische benadering van arbeid, maar een innerlijk-spirituele benadering.
Zo zat men te delibereren op die kerkenraadsvergadering van de gemeente te Korinthe.
Tenslotte vraagt de secretaris van de kerkenraad , die wat ongeduldig begint te worden, aan de voorzitter, wat er nu verder met die brief gebeuren moet. Nou, in ieder geval in het archief ermee. Je weet maar nooit, mischien willen anderen deze brief ook wel lezen. Weggooien is zonde!
Maar, zo vraagt de secretaris, moeten we niet ook zelf een antwoord terugsturen. Een korte memo, waarin wij ons standpunt in deze kwestie verhelderen? Maak maar een concept, zegt de voorzitter en zo gaat de secretaris aan het werk. Zijn brief is allang verloren gegaan, wellicht in zee geplonsd tijdens die schipbreuk of onderweg weggewaaid of gewoon zoek geraakt. Het is dus niet meer dan een fictieve reconstructie, die ik u nu voorleg:
Brief van de gemeente te Korinthe aan de apostel Paulus:
Beste en gewaardeerde dienaar van het evangelie van Jezus Christus, dat u bij ons gebracht en verkondigd hebt en waaruit wij trachten te leven, beste broeder Paulus, vriendelijk dank voor uw brief, waarin u schrijft dat u wilt afzien van het ontvangen van uw traktement, hoewel u daar formeel wel recht op hebt.
Wij kunnen uw gedachtengang wel volgen, maar wij zijn bang, dat deze manier van doen precedenten zal scheppen en dat het de kans op het troubleren van de verhoudingen alleen maar vergroot. Wij zijn beducht dat uw positie in de gemeente er onaantastbaar door kan worden en dat is iets wat wij beiden niet willen.
Daarom hebben wij besloten u gewoon het traktement over te maken en het staat uiteraard in uw vrijheid ermee te doen wat u wilt.
Met gevoelens van hoogachting en dankbaarheid,
Uw gemeente te Korinthe.
Terwijl hij het zegel er op drukt mompelt de secretaris nog: ik ben benieuwd wat hij daar van terug heeft!
God, onze Vader, U die op ons toekomt met uw genade en goedheid, wijsheid en vrede, wij danken U voor ons samenzijn en samenhoren, voor ons zingen en ontmoeten, in deze wereld en tijd, waarin mensen geneigd zijn zich terug te trekken in eigen sfeer en beleving. Dat wij nog iets gezamenlijks en gemeenschappelijks met elkaar kunnen beleven en vieren, dat ervaren wij als een groot goed en daarvoor danken wij U.
Open zo ook ons oog voor elkaar en voor hen, die wij over het hoofd zien of voor hen die wij ver van ons vinden afstaan: maak ons tot een gemeenschap die zorg draagt voor elkaar en begaan is met elkaars wel en wee.
Open ook ons oor, zodat wij het roepen van de straat zullen horen, van mensen in nood, van kinderen in de knel, van dieren, die geen leven hebben, ja van uw gehele schepping, die zucht als was zij in barensnood.
Open onze handen, opdat wij kunnen aanraken en voelen, de huid van hen, die geneigd zijn zich terug te trekken, de verlegen en de angstige mens, dat wij ons om hen bekommeren of dat wij ervaren, dat wij niet overgeslagen of genegeerd worden, maar ook gezien worden en dat een hand op onze schouder ons bemoedigt en aanspoort het leven aan te durven.
Dat onze handen ook zullen geven, aan hen die hulp nodig hebben, hetzij geld of andere noodzakelijke dingen voor ons leven en overleven: o Heer, maak ons gul en ruimhartig, dat bidden wij u, want vele in deze wereld hebben te weinig om van te leven en kunnen maar nauwelijks de week of de maand doorkomen.
Voor de mensen die op straat moeten leven, dat wij hen zien en dat er voldoende onderdak voor hen zal zijn, juist nu het kouder wordt.
Voor de nabestaanden van hen die door allerlei rampen en oorlogen, kampen en gevangenissen hun leven verloren hebben, bidden wij U, in het bijzonder vandaag voor hen die trauma’s hebben overgehouden aan de verschrikkingen in Auschwitz, o Heer, hoor ons gebed.
Wij bidden om geloof, hoop en liefde. Moge uw kerk er een toonbeeld en voorbeeld van zijn zonder in hoogmoed of arrogantie te vervallen, maar laat haar in ootmoed, nederigheid en bescheidenheid een teken zijn van uw Rijk, dat komt.
In stilte: